Veel mensen vinden slangen eng. Ze zijn giftig, ze kunnen je bijten of wurgen. Niet echt fijn dus.
In het paradijs ging het al fout, en sindsdien is het niet meer echt goed gekomen tussen slang en mens.
Toen ik een paar jaar geleden een bosarbeider vroeg of hij de laatste tijd nog wel eens een slang had gezien antwoordde hij:
“A’k d’r iene teeg’nkomme, giet zien kop d’r wel af.”  Duidelijke taal.
Afgezien van een of ander ontsnapt exotische beest, dat tijdelijk voor grote consternatie kan zorgen, komen er in Nederland 3 soorten slangen voor.
De gladde slang is uitermate zeldzaam en komt niet in Ommen voor.
De adder is onze enige giftige slang. Door ontginning is van zijn leefgebied, natte heide en veen, niet veel meer over gebleven. De kans dat een adder je pad kruist is dus bijzonder klein.
Zijn beet is giftig maar niet dodelijk. Een kennis van me, adderspecialist in Drenthe, is vorig jaar door een adder in zijn arm gebeten. De arm zwol wat op, bleef een dagje wat dikker en dat was het dan.
Ten slotte de volstrekt ongevaarlijke, tandeloze ringslang.
Onze grootste slang (max. ±1.40) Een uitstekend zwemmer en jager op kikkers, muizen, salamanders en visjes. Twee gele vlekken in de nek vormen als en ware een –ring- achter de kop. De eieren worden in een zogenaamde broedhoop gelegd waar de “broei-warmte” gebruikt wordt om de eieren uit te broeden.
Ze gebruiken een composthoop dus als een soort broedmachine.
Rondom Ommen kwam hij vroeger tamelijk algemeen voor in de nabijheid van de Regge. Eerde, het Laar en de Wolfskuil waren bekende plekken.
-Een slang in de Wolfskuil – dat is toch een mooie titel voor een spannend boek.
Het leek er de laatste jaren op dat hij bezig was om Ommen met stille trom te verlaten maar gelukkig komen er dit jaar weer wat meldingen van ringslangen.
Soms duikt hij zelfs op in tuinvijvers in de buurt van het Laarbos. Door sommige bewoners leidt dat tot ‘lichte’ paniek maar dat is beslist niet nodig.
Hij heeft meer reden om bang te zijn voor ons, dan wij voor hem.
Hij zal direct vluchten als hij een mens ziet. En al zou hij willen, hij zou met z’n tandeloze bekkie toch echt niet kunnen bijten. Een beetje sissen, daar blijft het bij.
Dus om met de woorden van de minister president te spreken:
“Laten we blij zijn met elkaar…”
dat we  in zo’n rijke natuurlijke omgeving wonen dat zelfs de ringslang er zich thuis voelt.
Een levende tuinslang. Geweldig toch.

Henk Ruiter