Op 20 mei liep Gerard van Beesten, als peilbuismedewerker bij Landschap Overijssel actief op de Lemelerberg voor het opnemen van de grondwaterstanden, door het bos toen hij in een grove den een oud roofvogelnest ontdekte waarop wat berkentakken lagen. Hij was direct alert, er is maar één roofvogel die zijn nest met vers loof bekleed: de Wespendief. Wespendieven zijn trekvogels die overwinteren ten zuiden van de Sahara. Ze komen laat in het voorjaar aan in het broedgebied (midden/eind mei), en beginnen dan direct met de bouw van hun nest. Ongeveer 11 dagen na aankomst wordt begonnen met het leggen van de eieren. Gerard is bekend met de soort, de Wespendief heeft meermalen op de Lemelerberg gebroed, reden waarom hij op afstand bleef en met de kijker het nest observeerde. Afgezien van het verse berkenloof was er geen aanduiding dat er gebroed werd. De Wespendief legt gemiddeld twee eieren, die met een tussenruimte van twee dagen gelegd worden en vanaf het eerste ei bebroed worden door beide partners. Na 30 tot 35 dagen komen de eieren uit, waarna de jongen nog 33 tot 45 dagen op het nest gevoerd worden.
Om de vogels niet te verstoren besloot Gerard het zekere voor het onzekere te nemen en geruime tijd te wachten voordat hij weer bij het nest zou gaan kijken: het nest lag er nog precies zo bij als tijdens de eerste waarneming. Uitgaande van de datum van 20 mei zou er begin juli toch meer duidelijkheid moeten zijn of het hier een broedgeval betrof. Eind juni gingen wij samen het nest controleren. Gewapend met telescoop, kijker en camera naderden we het nest, dat goed verborgen was tussen de bomen en het struikgewas. Op een afstand van ca. 20 meter bleven we staan, op het nest lagen verse looftakken, er kleefden wat kleine donsveertjes aan de rand en met veel moeite konden we een grijze kop met een opvallend, helder geel oog boven de nestrand onderscheiden: het mannetje zat op het nest! Stil observeerden we de vogel, die rustig op het nest bleef zitten. Op het moment dat we stilletjes weg wilden gaan, streek het vrouwtje Wespendief neer in een boom naast de nestboom, even bleef ze zitten en vloog toen weer weg. Opgetogen verlieten we de plek, zoiets maak je niet dagelijks mee.
Nu was het zaak de komende weken het nest in de gaten te houden om het verloop van het broeden te volgen. Op 9 juli troffen we het vrouwtje aan op het nest, we konden er met de telescoop een foto van maken.



Ook nu lagen er verse berkentakken op het nest en waren er wat meer donsveertjes te zien. Ons volgende bezoek op 15 juli leverde geen nieuwe informatie op: er wordt gebroed maar of er jongen zijn of niet, is niet duidelijk. Gezien het tijdsverloop zouden de eieren al uit moeten zijn gekomen. Tijd om een expert te raadplegen: Gerard belde met Rob Bijlsma, dé roofvogelkenner in Nederland. Deze adviseerde om bij het nest te klimmen, in dit al gevorderde stadium van het broeden zal het de vogels niet verstoren en is meteen duidelijk wat er aan de hand is. Wim Koldewee, de man die al jaren bij de roofvogelnesten klimt wanneer de jonge vogels worden geringd, was direct bereid om te klimmen en op 17 juli was het zover. In spanning keken we omhoog, wat zou Wim aantreffen in het nest, dat op 15 meter hoogte op een kromme tak van de grove den was gebouwd.


De blijdschap was groot: er zaten twee jongen op het nest, de veren waren al half uit de bloedspoel gegroeid hetgeen inhield dat ze op korte termijn geringd zouden kunnen worden.
Op 20 juli was het zover, Wim klom nogmaals de boom in, terwijl Han Bouman beneden klaar stond om de jongen te ringen. Nu volgde een moment van teleurstelling, er zat nog maar één jong in het nest. Wat er met het tweede jong gebeurd is, blijft giswerk. Wél lag er een niet uitgekomen ei.
Het aanwezige jong werd gewogen, gemeten en geringd door Han. De vogel was goed op gewicht, maar had een lege krop. Eerder had het een boompieper te eten gekregen, zoals te zien was aan de restanten ervan die op het nest lagen.


Terwijl alle gegevens verzameld en genoteerd werden, vloog een van de oudervogels een rondje boven het bos. Nadat we nog een paar foto’s hadden gemaakt, werd het jong snel weer terug gezet in het nest, tijd om de rust te laten weerkeren. Het niet uitgekomen ei werd voor onderzoek meegenomen.


Omdat we wilden weten of de jonge Wespendief voorspoedig zou groeien en uiteindelijk het nest zou verlaten, hebben we het nest nog een aantal malen gecontroleerd. Op 30 juli zat het jong hoog op het nest, de ouders waren niet aanwezig, onder de nestboom lagen nog enkele wespenraten.
Wanneer de jongen vliegvlug zijn, blijven ze nog ongeveer 14 dagen bij de ouders en worden door hen gevoerd. Wespendieven eten hoofdzakelijk insecten, vooral poppen en larven van wespen en hommels. Met poten en snavel graven de vogels de in de grond gegraven wespennesten uit en trekken de raten met larven en poppen eruit. Soms worden ook volwassen wespen gegeten. Als dit voedsel niet beschikbaar is, worden ook o.a. kikkers, padden en vogels gegeten.
Op 3 augustus volgde ons laatste bezoek aan het nest. De jonge Wespendief zat op een tak boven het nest, klaar om uit te vliegen en rond eind augustus de lange reis naar Afrika te ondernemen. Pas op een leeftijd van 2 of 3 jaar zal hij terugkomen om zelf voor nageslacht te gaan zorgen.


Tekst en foto’s: Annemiek van Baren, augustus 2019