(aangevulde versie 31 januari 2015)

Ieder die mij een beetje kent, weet dat ik van vogelfotografie houd. Daarbij schuw ik niet verre reizen te maken naar bijvoorbeeld het Griekse Lesbos, de Spaanse Extremadura of het Pools-Duitse Feldberg (Mecklenburg Vorpommern). Of dichterbij in Nederland: Lauwersmeer, IJsselmeer, Steenwijk, Exloo, Goor, Engbertdijskvenen of Arkemheen zijn mijn favoriete plekjes. Maar steeds zegt mijn vrouw: waarom ga je weg, kijk om je heen en ga de tuin in. En ze heeft gelijk (natuurlijk). Wat hebben we allemaal al niet gezien in onze tuin: koolmees, pimpelmees en zelfs staartmezen. Verder roodborst, tjiftjaf, zwartkop, grauwe vliegenvanger, merel, grote lijster, zanglijster, houtduif, boomkruiper en boomklever, grote bonte specht, huismus, ringmus en heggemus. Zelfs een sperwer kwam langs voor een (zangvogel)hapje, net als de eksters en gaaien.  Had ik de groenling en vink al genoemd? Daar kwam afgelopen week nog de goudvink bij: de mannetjes waren met een prachtige rode borst in de struiken te zien.

Het waren zes mannetjes die alle knoppen opaten.

En vier vrouwtjes die zich meer op de achtergrond hielden.

 's Winters ziet alles er nog sprookjesachtiger uit als er sneeuw bij komt.
 

Het mannetje lijkt nog roder te worden.

En het vrouwtje laat zich ook beter zien.

 Tsja: waarom het ver zoeken als het ook dichtbij kan? Waarschijnlijk omdat het gras van de buren altijd groener is.

Henk-Jan Bezemer