Koop Bakker verlaat de Meander-redactie. Reden om hem eens op te zoeken.
Redactieleden Dook van Gils en Jaap van Dort brachten hem onlangs een bezoek en maakten het volgende verslag. (klik op "lees meer")
 

Toen Koop Bakker vijfenveertig jaar geleden terugkwam in Ommen na een aantal jaren gewoond en gewerkt te hebben in Den Haag, schrok hij van de achteruitgang van de natuur in het algemeen en van de aantallen vogels in het bijzonder. De kuifleeuweriken, visdiefjes, oeverzwaluwen en vele soorten weidevogels die eerder overal te vinden waren, bleken in een paar jaar tijd nagenoeg verdwenen. Wel iets om je zorgen over te maken, vond Koop.
Samen met o.a. Frans van Elburg richtte hij de Vogelvereniging in Ommen op. Leden van de voormalige natuurwacht – destijds bestaand uit o.a. onderwijzers, een notaris en een dokter –  werden door Koop en ondermeer Frans van Elburg aangeschreven om zich aan te sluiten bij die Vogelvereniging, de latere Vereniging voor Natuur en Milieu de Vechtstreek. Al sinds de oprichting in 1967 is Koop betrokken geweest bij de vereniging in diverse functies, de laatste jaren als lid van de redactie van Meander. Binnenkort legt hij ook deze functie neer. Voor zijn inspanningen voor de natuur -  Koop werkte jaren bij Staatsbosbeheer - en voor de Vechtstreek mocht Koop in 2004 een lintje ontvangen als lid van de Orde van Oranje Nassau. Jaap van Dort legt hem op een van de laatste dagen van 2011 een aantal vragen voor.

 

Hebben jouw inspanningen (en die van vele anderen) resultaat opgeleverd?
Koop: “Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. De achteruitgang van de vogelstand is niet te stoppen gebleken. Waren de grutto, de patrijs vroeger veel geziene en gehoorde vogels, tegenwoordig zijn ze zeldzaam.” Maar Koop heeft in de jaren ’70 van de vorige eeuw vaak gedacht, dat het met bv. de Regge nooit weer goed zou komen. En dat blijkt dan toch mee te vallen. Eerder loosde de textielindustrie het afvalwater rechtstreeks in de Regge, daar is nu geen sprake meer van. De kwaliteit van het water is daardoor een stuk beter geworden. Ook de raaf in terug in het Vechtdal, toch een mooi resultaat. Volgens Koop kun je wel heel veel moeite doen om één soort te beschermen, maar als de hele biotoop niet klopt, zijn alle inspanningen tevergeefs.

Waarom krijgen we natuurbescherming niet structureel van de grond?
Koop heeft daar zo zijn gedachten over. “Veel mensen denken dat alles wat groen is, gelijk staat aan natuur. Er is best veel groen om ons heen, dus men dénkt dat het goed gaat. Als staatssecretaris Bleker vindt dat een weiland met koeien of pony’s al “groen” en dus natuur is, tja,… Het idee leeft ook bij sommigen, dat natuurbescherming geldverspilling is. Communicatie is het sleutelwoord om mensen betrokken te houden bij de natuur. Ledenaantallen van natuurorganisaties lopen terug en dan grijpt Den Haag zijn kans! Dan volgt de zoveelste bezuiniging op de natuur.”

Hoe kunnen we de jeugd bereiken?
“Er is geen verwondering meer bij de jeugd”, denkt Koop. “Met een paar klikken op de computer zit je in mum van tijd midden in de natuur over de hele wereld. Je hoeft het bos niet meer in om vogels te spotten, je krijgt het thuis op een presenteerblaadje. Echte natuur is voor velen onbekend en onbekend maakt nu eenmaal onbemind. Hoe vaak kom je nu mensen tegen in het bos?” “Eigenlijk is dat best goed,” gniffelt Koop, “Hoe minder mensen in het bos, hoe beter het voor de dieren is!” 
 
En nu is de tijd gekomen voor Koop om het rustiger aan te gaan doen. “Het wordt tijd, dat anderen het stokje overnemen”, vindt Koop. Niet dat er geen werk aan de winkel meer zou zijn, integendeel! “Als je naar de belangstelling voor de natuur van het huidige kabinet kijkt, springen je de tranen in de ogen. Gelukkig liet de koningin in haar kersttoespraak blijken, dat ze de natuur en onze planeet een warm hart toedraagt. Maar ja, daarmee zijn we er nog niet. De economie lijkt het enige wat telt. Het kiezen tussen economie (korte termijn)  en ecologie (lange termijn) zal voorlopig nog ten koste gaan van de ecologie.”
Hoewel Koop tegenwoordig niet zo vaak meer in de natuur te vinden is als eerder (ja, de conditie gaat met het klimmen der jaren achteruit),  geniet hij zeker van de natuur (heel) dichtbij: in zijn eigen huis en tuin. Hij laat de ingang voor gierzwaluwen zien in de nok van het dak. “Daar huisden van de zomer zeker zeven paartjes. Er nestelen ook al jaren twee paartjes houtduiven in de tuin en pimpelmezen hebben gebroed in een van de nestkastjes dit jaar. ” En, alsof hij er persoonlijk voor gezorgd heeft, laat hij vol trots de eerste bloeiende sneeuwklokjes zien.


Dook van Gils