Een van de activiteiten van de vogelwerkgroep is het bijhouden van de populatie nachtzwaluwen.
Een nachtzwaluw heeft niets te maken met een zwaluw die ’s nachts actief is.
Hij heeft de grootte van een koekoek of jonge houtduif. Hij leeft in naaldbossen en op zandgronden. Zijn nest ligt op de grond maar door de goede camouflage is hij overdag nauwelijks tot niet te zien.
Bijna alle vogels zitten overdwars op een tak, terwijl een nachtzwaluw in de lengte zit, nauwelijks van de tak te onderscheiden. Hieronder is meteen een uitzondering te zien.
In de avonduren komt hij tot leven en het eerste wat je van hem merkt is een langgerekte errrrrrrrr afgesloten met een soort koe-ik. Ook karakteristiek is het klappende geluid van zijn vleugels tijdens de balts. Vooral op het geluid wordt de telling gedaan terwijl je hem soms vlak over je heen ziet vliegen, nieuwsgierig een kijkje nemend wat er in zijn territorium gebeurt. Het mannetje is dan te onderscheiden van een vrouwtje door de witte vlekken op de vleugels.
Als het weer goed is, met weinig wind, is de telling een waar feest. De zon gaat onder in een zee aan kleuren, soms zie je een volle maan, soms een sikkeltje.
Je hoort geluiden die niemand anders dan hoort: het geblaf van een ree, het geknor van overvliegende houtsnippen, het gezang van de lijster, het geroep van een ransuil en natuurlijk het langgerekte errrrrrrrr. Om vervolgens (met wat geluk) de nachtzwaluw over je heen te zien komen.
Bingo! Omdat ze in territoria leven zijn ze goed op geluid van elkaar te onderscheiden.
We gaan door tot in de late uurtjes totdat je bijna niets meer ziet.
Maar gelukkig zijn onze oren nog wel goed.
Henk-Jan Bezemer