![]() |
Natuur en Milieu De Vechtstreek Al meer dan 50 jaar hart voor natuur ! |
Han Bouman heeft al heel veel soorten vogels geringd, maar sinds 2019 kon hij voor het eerst ook 2 jonge Oehoes ringen met als kers op de taart zijn daar in 2020 nog 3 jonge Oehoes bijgekomen.
Oehoes zijn standvogels! Dat betekent dat de soort het hele jaar in hetzelfde leefgebied verblijft. Mocht een Oehoepaar meerdere jaren achtereen in het zelfde gebied broeden, dan betekent dit dat kwaliteit van het leefgebied goed is!
Door de Oehoes te ringen komen we steeds meer te weten over de soort: waar ze terecht komen, hoe oud ze zijn of worden, de doodsoorzaak, of ze gaan broeden en zo ja: waar. Kortom: onderzoek leert ons meer over het gedrag en de behoeftes van de soort.
De Oehoe is overigens de grootste uilensoort in Europa.
Juveniele Oehoe.
Om een beeld en inzicht te krijgen betreffende het voedsel van de Oehoe, hebben we in 2019 meerdere botjes, veren en haarballen gezocht in de omgeving van het nest, toen de Oehoes al waren uitgevlogen. De Oehoe is erg gevoelig voor verstoring en dat is het laatste wat we willen.
Onze conclusie was dat de Oehoe in het Vechtdal dol is op houtduiven, ratten en muizen. Het is bekend dat de Oehoe ook andere roofvogels, uilen, vissen, hazen, konijnen en kleinere vogels eet: kortom, het is een echte carnivoor.
Aantal geringde Oehoes: 3
Verslag Han Bouman en Ella Roelfs-Rijzebol
Fotografie: Ella Roelfs-Rijzebol
Oehoe zit op het nest te broeden.
Op 12 juli 2020 vond iemand een sterk verzwakte en vermagerde Rode wouw in de omgeving van Vilsteren. Hij nam contact op met de jachtopziener van Landgoed Vilsteren. De jachtopziener vroeg raad aan Mark Zekhuis, ecoloog bij Landschap Overijssel. Omdat Mark wist dat Han Bouman reeds eerder een Rode wouw in zijn vogelopvang had gehad en dus ervaring had opgedaan met een Rode wouw, stelde hij voor dat ook deze Rode wouw naar de vogelopvang van Han werd gebracht. Han kon de vogel met gemak vangen: geen gezond teken. De verzwakte Rode wouw was één van drie jongen uit een nest in de buurt. Dit jong lag onder het nest! (ter info: de andere twee jongen zijn gelukkig gezond en wel uitgevlogen).
Han had ondertussen genoeg ervaring met de soort om de belangrijkste “karaktertrekken” van de vogel te herkennen. Zo weten we dat de Rode wouw lethargisch gedrag vertoond zodra er iets gebeurt waardoor hij zich bedreigd voelt. Hij wordt apathisch en gaat bij wijze van spreken “doodliggen” of hangt zijn kop naar beneden, als een soort van struisvogelpolitiek. Omdat Han dit gedrag al kende van de Rode wouw die hij in zijn opvang had in juli 2018, wist Han dat dit gedrag “normaal“ is voor de soort. Helaas was de conditie van deze Rode wouw dermate slecht, dat er toch gevreesd moest worden voor zijn leven.
Han wilde deze vogel ontzettend graag oplappen. Het is namelijk geen overbodige luxe dat ook deze Rode wouw wist te overleven. De Rode wouw is één van de weinige vogelsoorten die bijna alleen voorkomt in Europa. Door intensieve vervolging is de soort sterk afgenomen en plaatselijk verdwenen. Gelukkig hebben beschermende maatregelen hier een einde aan gemaakt. Ze komen nu ook weer voor in meerdere buurlanden, maar talrijk zijn ze nergens.
Han heeft 13 juli 2020 een paar biometrische gegevens opgenomen: leeftijd 48 dagen, gewicht 845 gram ( 200 gram te licht ), vleugellengte 405 mm. Meer gegevens wilde Han niet opnemen om het verzwakte dier niet nog meer te stressen dan noodzakelijk. Mieke, echtgenote van Han, kwam bijvoorbeeld nooit in de omgeving van de Rode wouw. Han voerde de Rode wouw muizen, mollen en eendagskuikens, legde het aas klaar en vertrok net zo snel als dat hij was gekomen. De vogel was tijdens het klaarleggen van het voer steeds verzonken in zijn apathische houding! Zodra Han uit zicht was stortte de Rode wouw zich op het voer. Alle voer was steeds opgegeten als Han terugkwam, dus was dat een goed teken. Een paar dagen nadat de vogel in de opvang kwam vielen er handpennen en staartpennen uit. Op 18 juli 2020 vroeg Han mij een aantal foto’s te maken. Ondertussen, was er toch iets vreemds aan de hand: de Rode wouw had alle staartveren en armpennen verloren, er bleef geen enkele van deze veren over. Toen ik kwam om te fotograferen zag het dier er belabberd uit.
Apathisch weggedoken, zonder staart- en zonder handpennen op een hokje.
De egel is een verrekte grappig beestje. Bijzonder prettig ook; vreet heel wat slakken weg uit je tuin. Bij ons zitten nu een egelmoeder en vijf halfwas jongen in de achtertuin.
Normaal zie je die alleen maar als een stekelige bal of als platte en dode snelweg-egel. Maar als een egel zich bij je op z’n gemak voelt, toont ie zich als een totaal ander dier. Hoog op de pootjes, als een klein varkentje zich vlot voortbewegend door planten en struiken, overal snuffend en snuivend, zo nu en dan best luidruchtig. Zeker in ons geval, als de moeder contact moet houden met vijf egelkleuters, horen we telkens hoge, schrille kreetjes om het spul bij elkaar te houden.
Het zijn wel erg eigenwijze en koddige diertjes, deze jonge egeltjes. Eentje loopt nog als een eikenprocessie-egel braaf achter mama aan, maar de andere vier trekken er avontuurlijk zelf op uit en al na een dag na het verlaten van het geboorte- en werpnest vinden we ze overal in de tuin. Het is uitkijken waar je loopt, trap niet op die kleintjes.
Als ik ze ’s middags, ongeveer drie weken na de geboorte, voer met wat kattenbrokjes en meelwormen, kruipen de jonkies zo over de stekelige vacht van mama heen, zonder ergens last van te hebben.
Egels zijn heel nuttige dieren die thuishoren in onze natuur en vooral in onze tuin. Ze zien er bijzonder uit en spreken tot de verbeelding. Maar daarnaast zijn ze vooral erg nuttig. Mensen zijn vaak druk bezig om slakken de tuin uit te jagen terwijl het beter is om te proberen een egel in je tuin te krijgen want die doet het slakkenwerk voor je. Heb je liefde voor de natuur, probeer dan een egel in je tuin te lokken. Dat kan door een simpel afdakje, een omgekeerde plastic krat met luchtgaten in een rustig rommelhoekje met veel groen er omheen weg te zetten. De egel verzamelt dan zelf wel bladeren en takjes om het huisje te meubileren. En dan geregeld wat bijvoeren, liefst op enigszins regelmatige basis. Dan komt de egel vast bij je terug.
Jaap van Dort
Donderdag 17 september jl. had onze vereniging Evert Ruiter gestrikt voor een presentatie over vogelveren. Dat onderwerp trok zo’n 30 geïnteresseerden.
Arend Spijker opende de avond en refereerde, als vervanger, hierbij nog even aan de gezondheid van Hein Kuijper. Daarna stak Evert, met een omschrijving van een "thuiswedstrijd en tegelijkertijd een primeur" van wal. Dit soort lezingen zijn zeker geen gemeengoed en daarom zat het publiek van deze avond in een bevoorrechte positie.
Na verhaald te hebben hoe hij op jonge leeftijd zelf geïnspireerd raakte na een vondst van een veer van een groene specht, bleek uit het verdere verhaal, dat die vondst leidde tot een ware passie, waarbij de interesse steeds meer de diepte inging. Ruiter nam ons mee op een ontdekkingstocht, waarin veel belangrijke functies van het verenkleed van een vogel voor het voetlicht kwamen. Vormen, soorten veren, de rui…. Niets bleef onbelicht. Wist u bijvoorbeeld, dat een vogelvrouwtje minder opvallend gekleurd is, om dat dat veiliger is en moeders zich, in geval van nood, beter kan verschuilen?
Of: na de broed treedt er bij veel vogels een verandering op in het verenkleed, lijkend op de rui. Sommige vogels kunnen dan een tijdje niet vliegen, waardoor ze extra kwetsbaar zijn. Later komt het broedkleed terug.
Of: bij veel roofvogels zie je soms, als je naar boven kijkt, een soort "inham" in de vleugel. Dat is vaak een teken, dat er geruid wordt.
Of: de veren van bijvoorbeeld eenden hebben een extra lange schacht, omdat ze veel kracht moeten gebruiken bij het opvliegen uit het water.
Door Evert meegenomen voorbeelden.
Een van de activiteiten van de vogelwerkgroep is het bijhouden van de populatie nachtzwaluwen.
Een nachtzwaluw heeft niets te maken met een zwaluw die ’s nachts actief is.
Hij heeft de grootte van een koekoek of jonge houtduif. Hij leeft in naaldbossen en op zandgronden. Zijn nest ligt op de grond maar door de goede camouflage is hij overdag nauwelijks tot niet te zien.
Bijna alle vogels zitten overdwars op een tak, terwijl een nachtzwaluw in de lengte zit, nauwelijks van de tak te onderscheiden. Hieronder is meteen een uitzondering te zien.
In de avonduren komt hij tot leven en het eerste wat je van hem merkt is een langgerekte errrrrrrrr afgesloten met een soort koe-ik. Ook karakteristiek is het klappende geluid van zijn vleugels tijdens de balts. Vooral op het geluid wordt de telling gedaan terwijl je hem soms vlak over je heen ziet vliegen, nieuwsgierig een kijkje nemend wat er in zijn territorium gebeurt. Het mannetje is dan te onderscheiden van een vrouwtje door de witte vlekken op de vleugels.
Wat kunt u nog meer doen naast het ondertekenen van onze petitie “Geen bollengif in Ommens drinkwater”:
De weeromstandigheden waren tijdens het ringen van de Kerkuilen zeer wisselend. De avond waarop Han Bouman, ringer en coördinator van onze vogelwerkgroep, een afspraak had gemaakt met Kees Smelt, vrijwilliger Kerkuilenwerkgroep Vroomshoop, werden we gelijk getrakteerd op een fikse onweersbui en de bui die erop volgde zorgde ervoor dat het voorlopig niet meer droog werd. Toevallig moesten we die avond naar de RK kerk van Geerdijk om ook daar kerkuilen te ringen. Het stortregende nog steeds. Gelukkig was de koster al gearriveerd en hij gaf toestemming om deze keer in de RK kerk te ringen: hoe bijzonder is dit! We ringen al jaren kerkuilen op het kerkplein, maar in de kerk gebeurde dit nooit eerder. Zoals u wellicht wel weet zijn Kerkuilen tegenwoordig immers niet meer welkom in de kerk, terwijl ze hun naam te danken hebben aan de kerk. Vroeger broedden ze met name in de kerk: ze kwamen binnen via de galmgaten en hadden een nest in de nok van de kerk. Doordat deze galmgaten door de jaren heen dicht werden gemaakt door de mens, moesten de kerkuilen hun heil elders zoeken. Maar gelukkig heeft de kerk in Geerdijk niet alleen de toegang tot de kerk voor kerkuilen open gelaten, de kerkuil mag zelfs geringd worden binnen de kerkmuren. Een hele bijzondere ervaring! Deze Kerkuil kan met trots de naam KERKUIL dragen. Zij kreeg een prachtige ring van Han om haar poot geschoven.
Onder het toeziend oog van de koster toont Ella de in de kerk geringde kerkuil
Velen van u zullen waarschijnlijk nog nooit een Wespendief hebben gezien. Het is namelijk een schuwe, stille vogel. Daarbij zijn broedplaatsen heel erg moeilijk te vinden omdat de wespendief vaak een nest heeft in grote bossen: het vinden van broedplaatsen van deze vogel is dan ook zeer tijdrovend werk. Toch heeft Gerard van Beesten, vogelaar en vrijwilliger van onze vogelwerkgroep, al een paar keer een broedplaats van de Wespendief ontdekt, zo ook in 2020 in een grove den, op 16 meter hoogte, ergens op de Archemerberg. Dat Gerard een broedplaats weet te vinden is dus zeer bijzonder!
De Wespendief is een prachtige roofvogel welke behoort tot de groep Havikachtigen. Het is een bijzonder fraaie vogel om te zien! Zelfs hele jonge Wespendiefjes zijn schitterend, ook in de fase waarin ze nog met donsveren zijn bedekt.
Het voedsel van de wespendief bestaat voornamelijk uit wespenlarven. Ze eten ook wel hommellarven en aan het begin van het seizoen zelfs ook wel ander voedsel. Wespen zijn namelijk pas in voldoende mate beschikbaar omstreeks half juni, daarom eet de vogel ook wel kikkers, hagedissen, zoogdieren en kleine vogels, maar als het er op aan komt hebben ze liever wespenlarven. In het nest van deze, door Han Bouman te ringen jong, lagen dan ook 2 wespenraten en een dode kikker als prooi.
Ook in 2020 waren er weer meerdere bosuilen te ringen door ringer Han Bouman, tevens coördinator Vogelwerkgroep Natuur en Milieu de Vechtstreek. Zowel Gerbrand Groen als Gerard van Beesten, controleurs van diverse bosuilennestkasten in de omgeving van Ommen, hadden meerdere jonge uiltjes te ringen.
Er waren deze keer een paar bijzondere momenten voor en tijdens het ringen!
Zo kreeg Gerbrand Groen een telefoontje van Marianne Blekkenhorst op het Eerderachterbroek dat zij een uilskuiken had gevonden in de tuin. Marianne wist niet wat zij er mee moest! Gerbrand bedacht zich geen moment en spoedde zich onmiddellijk richting Eerderachterbroek. Aangezien het uilskuiken, een jonge bosuil was die in dit stadium van zijn leeftijd een takkeling* wordt genoemd, wist Gerbrand direct dat er een boomholte in de buurt moest zijn met wellicht nog meer bosuil-jongen. Heiko Blekkenhorst en Gerbrand gingen beide op zoek naar bomen met gaten en binnen de kortst mogelijke keren had Gerbrand de boom gevonden: een oude eik en ja hoor: er zat nog een klein uilskuikentje in de boomholte. Snel plaatste Gerbrand de takkeling terug om daarna Han te informeren zodat de twee bosuiltjes een dag later geringd konden worden.
Takkelingen* zijn jonge bosuilen! Takkelingen zijn ongeveer 30 dagen oud als ze proberen hun omgeving te verkennen terwijl ze nog niet kunnen vliegen. Ze klimmen dan uit diepe boomholten naar boven met behulp van hun klauwen en vleugels en springen uit het nest. Ze zijn nieuwsgierig en ze gaan op onderzoek uit. Helaas kunnen ze dan nog niet vliegen: hun ouders blijven, ook als ze op de grond zitten, over ze waken. Tot ongeveer een leeftijd van ruim twee á drie maanden worden de jonge bosuilen nog door de ouders gevoerd en kunnen ze oefenen met vliegen. Daarna moeten ze zich redden: de ouders verlaten hun kroost. Vanaf dit moment moeten ze zelf een territorium zien te bemachtigen.
Vanmorgen wakker geworden door het geluid van Spechten.
Het is wel heel dichtbij.......voorzichtig.....langzaam bewegend naar het raam.....
2 spechten bij mijn voederhuis.
Snel naar beneden, mijn camera pakken.
Langzaam bewegend naar het raam.
Ja ze zitten er nog.
Het jong wordt gevoerd, maar komt steeds dichter bij de pindakaaspot.
Dan samen voor de pot en uiteindelijk eet het jong zelf van de pindakaas.
Wauw dat ik dat van zo dichtbij kan bekijken.
( foto's niet heel scherp....door het glas genomen)
Fotografie en verslag Dinie Altena.