Enige overpeinzingen inzake de mogelijke toekomst en het toekomstig beheer van het Edelhert in Nederland in het algemeen en in Overijssel in het bijzonder.

Samenvatting van de lezing gehouden voor de Vereniging Natuur en Milieu De Vechtstreek
14 februari 2008

ir P.B. (Bas) Worm

Klik hier voor het krantenartikel uit De Stentor over deze thema-avond.

Veranderingen….
Veranderingen gaan vrijwel nooit gepaard zonder slag of stoot. De filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) beschreef de ‘evolutie’ van een nieuwe gedachte of voornemen als volgt: “Nieuwe gedachten en nieuwe waarheden maken drie fasen door:
1. eerst wordt er de spot mee gedreven,
2. dan worden ze fel bestreden,
3. tenslotte worden ze geaccepteerd als vanzelfsprekend.”
In het natuurbeheer zijn ook voorbeelden te vinden van ontwikkelingen die een dergelijk pad bewandeld hebben, denk bijvoorbeeld aan de introductie van grote grazers, zoals Schotse Hooglandrunderen, in natuurgebieden. Mogelijk dat het idee om edelherten (en wild zwijn) weer terug te brengen in verschillende delen van ons land eenzelfde ontwikkeling zal doormaken en dus in eerste instantie veel weerstand zal ondervinden…..

Bestaande leefgebieden en gevoerde beheer
Nederland kent momenteel 2 officiële leefgebieden voor edelherten: van oudsher de Veluwe en van latere datum de Oostvaardersplassen. Twee meer verschillende leefgebieden binnen Nederland had je bijna niet kunnen bedenken. Zowel landschappelijk als in doelstelling(en) en – als logisch uitvloeisel van beide zaken – in beheer. Hierbij dient tevens opgemerkt te worden dat ons gehele land in vroegere dagen door edelherten bevolkt is geweest. Pas na 1600 werd het leefgebied stelselmatig verkleind.

De Veluwe – circa 100.000 ha - is sinds 1800 het laatste bolwerk van het edelhert in Nederland geweest. Het had niet veel gescheeld of ook daar was het edelhert door overbejaging, stroperij en aanduiding als ‘schadelijk wild’ (bosbouw) verdwenen. Vanaf 1946 keert het tij ten goede voor het edelhert en nemen aantallen en kwaliteit hand over hand toe tot een gezonde populatie van ongeveer 2000 edelherten (voorjaarsstand) tegenwoordig. Het beheer is gericht op multifunctioneel gebruik van de Veluwe: recreatie, bosbouw, landbouw en de aanwezigheid van de grote wilde hoefdieren worden op elkaar afgestemd. Een getalsmatig beheer d.m.v. jacht is het gevolg met een streven van ongeveer 2 edelherten per 100 ha.

De Oostvaardersplassen – circa 2000 ha land - kennen sinds 1992 edelherten. De stand is gegroeid tot eveneens circa 2000 edelherten nu. Dat betekent dus een dichtheid van 1 edelhert / ha! Daarnaast leven vele Konikpaarden en Heckrunderen in het gebied. De voorheen voorkomende reeën hebben het gebied verlaten (a.g.v. ‘competitieve uitsluiting’). Het beheer in de Oostvaarderplassen is te typeren als “niets doen”, vanuit de filosofie dat het voedselaanbod uiteindelijk de aantallen dieren reguleert. Het gebied heeft geen multifunctioneel gebruik tot doel zoals de Veluwe, maar primair een natuurfunctie.

Veranderingen in het beheer
Langzamerhand doen zich in verschillende gebieden op de Veluwe veranderingen in het tot dan toe gevoerde beheer voor. Met name op de zuidelijke veluwe verschuift men meer en meer richting een natuurlijker beheer dat zich mede kenmerkt door minder ingrijpen. Zo zijn grote gebieden aangewezen als jachtvrije zones, laat men in verschillende terreindelen 100% van de geschoten dieren achter als biomassa voor raaf, vos, zwijn en andere (kleine) dieren en schuift men lokaal naar hogere dichtheden dieren tot zo’n 6 edelherten per 100 hectare. Veel van dit soort ontwikkelingen hebben de aanduiding ‘experiment’, maar geven duidelijk aan dat het tot nog toe gevoerde beheer aan de vooravond van verandering staat.
 
Verbindingen en nieuwe leefgebieden
Naast de veranderingen die op komst zijn in de bestaande gebieden zijn er meer ontwikkelingen.

  1. De Veluwe als bestaand leefgebied wordt verder ontsnipperd door in- en uitsprongen, verwijderen van rasters en het bouwen van ecoducten. Daarnaast wordt die Veluwe vergroot door een aantal aan het massief aansluitende poortgebieden, zoals de Soerense Poort en de Hattemse Poort. Op deze manier wordt de dieren ook andere biotopen aangeboden.
  2. Er worden/zijn verschillende studies gedaan naar nieuwe leefgebieden voor edelherten binnen Nederland. Deze zijn vooral in het Oosten en Zuiden van Nederland gelegen. Gedacht wordt in dit kader aan: Utrechtse Heuvelrug, Kempen e.o., Maas-Swalm-Nette Natuurpark e.o., Rijk van Nijmegen / Ketelwald, Sallandse Heuvelrug i.c.m. de Vechtdalbossen, Drents Plateau en de duingebieden in het westen van ons land.
  3.  Daarnaast wordt gewerkt aan de zogenoemde “robuuste verbindingen”. Dit zijn brede (gedachtebepaling: 1 km breed) verbindingen tussen grote leefgebieden. Een aantal van deze verbindingen dienen ook geschikt te zijn voor het edelhert om zich door te verplaatsen, binnen Nederland maar ook van Nederland naar Duitsland en omgekeerd. Hierbij dient voor alle volledigheid nog opgemerkt te worden dat het hierbij niet alleen om het edelhert gaat! Ambitieniveau edelhert betekent dat de verbinding qua rust en ruimte zodanig moet zijn dat een kritische soort als het edelhert er doorheen durft te migreren en (tijdelijk) verblijven, en samen met dat edelhert vele andere kritische diersoorten.

Onduidelijk is echter nog hoe de robuuste verbindingen er precies uit moeten gaan zien, hoe ze beheerd moeten gaan worden en hoe met schade (verkeer, landbouw, bosbouw) en veterinaire aspecten omgegaan zal worden. Vooralsnog bestaan deze verbindingen vooral op papier en moet er nog flink aan het draagvlak in de streken - waar ze doorheen komen te liggen - gewerkt worden. Dat kan alleen als men vooraf heel duidelijk is over de hiervoor genoemde zaken. Wat de vereniging betreft worden deze verbindingen niet ingerasterd, maar liggen ze natuurlijk ingebed in het bestaande landschap. Geen – of in ieder geval: zo weinig mogelijk - rasters betekent ook direct dat de dichtheden aan bijvoorbeeld edelherten niet te hoog op mogen lopen in die verbindingen (en zeker niet daarbuiten). Getalsmatig beheer is dan noodzakelijk. Ook vanuit verkeersveiligheid is het gewenst dat de dichtheden aan vrijlevende grote hoefdieren, zoals het edelhert, niet te hoog oplopen. Er is een rechtstreeks verband tussen het aantal aanrijdingen en de aantallen herten in een gebied. Het bouwen van ecoducten is een afdoende maatregel voor kruisingen met snelwegen, maar dan blijven de lokale wegen nog over; daarvoor dient ook de nodige aandacht te bestaan. Het afwaarderen van dergelijke wegen naar 60 km/u is daarbij een zeer effectieve maatregel evenals het creëren van zogenoemde dwangwissels en het gebruiken van (diverse) wildsignaleringssystemen.

Ook moeten vooraf duidelijke afspraken met de boeren gemaakt worden over eventuele op tredende schade door fouragerende edelherten op percelen binnen en grenzend aan deze verbindingen. Er zijn nog veel hobbels te nemen, dat moge duidelijk zijn. Anderzijds komen al sporadisch edelherten over de landsgrens in het oosten van Nederland. Deze zijn nu nog hun leven niet zeker vanwege het vigerende nulstandbeleid dat de provincie Overijssel hanteert en ook als zodanig in het FBP neergelegd is. Het moge duidelijk zijn dat met de zoektocht naar nieuwe leefgebieden en robuuste verbindingen voor edelherten dit beleid aangepast dient te worden!

Nulstandbeleid en het FBP
Het vigerende nulstandbeleid vind zijn herkomst nog uit de Nota Jacht en Wildbeheer van Gabor (1993). Echter; de interpretatie van deze nota kan geduid worden als [o]een historisch misverstand:[/o] alleen van wild zwijn is indertijd expliciet aangegeven dat deze buiten de bestaande leefgebieden (Veluwe en Meinweg) niet geduld kan worden.

“Buiten de Veluwe en het Meinweggebied zullen in de vrije natuur levende wilde zwijnen niet kunnen worden getolereerd.”

Over het edelhert was de nota al veel genuanceerder, namelijk:
”De introduktie van edelherten in niet omheinde terreinen buiten de Veluwe zal dan ook slechts worden toegestaan indien voldoende waarborgen bestaan dat een volwaardige populatie zich zelfstandig kan handhaven en schade tot een aanvaardbaar niveau beperkt zal blijven.”

In het FBP is deze nota als volgt weergegeven:
”7.2 Overwegingen
Edelhert, Damwild en Wild zwijn: deze diersoorten komen momenteel vrijwel niet in Overijssel voor. Slechts incidenteel worden individuen van deze soorten aangetroffen; vaak betreft het dan ontsnapte dieren. [v]Voor deze diersoorten hanteert het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij momenteel een nulstand voor Overijssel.[/v] Het voorkomen van deze diersoorten kan leiden tot verkeersonveilige situaties en schade in de landbouw. De provincie Overijssel volgt het rijksbeleid voor Overijssel inzake deze drie soorten. De provincie zal daarom een nulstand van deze soorten handhaven.”

Inmiddels is de Nota Jacht en Wildbeheer geen beleid meer, maar is in deze de F&f-wet de bepalende beleidsnota. In die wet zijn tevens de bevoegdheden van het Rijk gedecentraliseerd richting de provincies. De provincies zijn dus zelf ‘in charge’ als het gaat om edelhert en wild zwijn. Bij bijvoorbeeld spontane uitbreidingen is het de provincie die een afweging maakt. Herintroducties vormen hierop een uitzondering (GS niet bevoegd). Dus zelfs de minister LNV kan de provincies wel vragen de nulstand te handhaven, maar kan ze uiteindelijk niet overrulen!

In het huidige FBP staat nog meer:
”6.9.3 Doelstelling (Besluit faunabeheer art 10 lid d,e)
De FBE wil in de beheerperiode het beheer in het kader van de geldende nulstand uit laten voeren door jachthouders en jachtaktehouders met een schriftelijke toestemming van de jachthouder. In de beheerperiode zal de FBE in overleg met de provincie mogelijkheden afwegen voor kansrijk leefgebied van een populatie wilde zwijnen.“

En over het edelhert het volgende (gek genoeg minder expliciet dan voor het wild zwijn):
”Lid i
Voor edelhert en ree een beschrijving van voedselaanbod en de relatie tussen voedselaanbod en populatie alsmede de uitwisselingsmogelijkheden.“
 

Resumerend, concluderend en adviserend:
Op het zwijnensymposium (november 2006) te Wageningen gaf Michael Petrak, een duitse wildbioloog, al aan: “u kunt u beter goed voorbereiden op de komst van het wilde zwijn, denk na over het beheer van deze diersoort, want: ze komen toch!”

Bovenstaande indachtig en alles wat daarvoor aangehaald is, verdient het de aanbeveling volgende zaken mee te nemen in de actualisatie van het FBP (de huidige is ‘geldig’ tot 31/08/09):

  1. Onderzoek mogelijke leefgebieden voor edelhert en wild zwijn.
  2. Pas het nulstandbeleid aan in ruimtelijke zin: niet van toepassing op de verbindingen en nieuwe leefgebieden. Hierbij kan ook nog een fasering nagestreefd worden: edelhert als ‘gidssoort’ eerst, wild zwijn later (of geheel niet, mede afhankelijk van uitkomsten leefgebieden-onderzoek)
  3. Denk na over beheer(vormen), dichtheden: maatschappelijke dichtheden via getalsmatig beheer (FBP), denk aan 2-4 dieren per 100 ha.
  4. Uitwerken schade-regeling(en): (landbouw)schade 100% vergoeden, geen eigen risico
  5. Denk na over inrichting: als leefgebied, rust, zo min mogelijk rasters, geen nachtelijke recreatie, ecoducten en afwaarderen wegen.

Uiteindelijk hebben we het in Nederland nog steeds over een beperkte oppervlakte leefgebied: 2,9% van NL is huidig leefgebied. Tellen we daar in het meest optimistische scenario alle mogelijke nieuwe leefgebieden bij op (1,5%) en de robuuste verbindingen met ambitie edelhert (0,8%), dan hebben we het in totaal over 2,3% van Nederland waar nu geen edelherten voorkomen, maar hopelijk in de toekomst wel.

Bas Worm
Vice-voorzitter Vereniging tot behoud van het Veluws Hert
Postbus 981
7301 BE Apeldoorn
www.veluwshert.nl

foto's van de lezing